Post Description
The Doobie Brothers - Listen To The Music (The Very Best Of The Doobie Brothers)
Tracklist :
01 Long Train Runnin' (3:28)
02 China Grove (3:15)
03 Listen to the Music (3:50)
04 Takin' It to the Streets (3:39)
05 Black Water (4:19)
06 Jesus Is Just Alright (4:36)
07 Rockin' Down the Highway (3:21)
08 Take Me in Your Arms (3:41)
09 Without You (5:02)
10 South City Midnight Lady (5:32)
11 It Keeps You Runnin' (4:20)
12 Little Darling (I Need You) (3:26)
13 You Belong to Me (3:04)
14 Minute by Minute (3:28)
15 Here to Love You (4:01)
16 Real Love (4:14)
17 What a Fool Believes (3:43)
18 Long Train Runnin' [remix] (3:40)
*** The Doobie Brothers is een Amerikaanse rockband waarvan de kern wordt gevormd door de zangers/gitaristen Tom Johnston en Pat Simmons. De band is vooral bekend van hun hits Long Train Running, What a Fool Believes en Listen to the Music. Alleen al in de VS zijn meer dan twintig miljoen albums verkocht.
De band wordt in 1969 opgericht door zanger/gitarist/songschrijver Tom Johnston en drummer John Hartman. Ze werden aan elkaar voorgesteld door Moby Grape-gitarist Skip Spence (ex- Jefferson Airplane). De band heet in eerste instantie Pud, experimenteert met zowel de bezetting als met diverse muziekstijlen, en doet optredens in de omgeving van San José. Ze vormen hoofdzakelijk een trio met bassist Greg Murphy en krijgen tijdelijk versterking van een blazerssectie.
In de loop van 1970 komen bassist Dave Shogren en zanger/gitarist/songschrijver Patrick Simmons bij de band. Simmons heeft dan al bij diverse andere bands gespeeld maar ook als solo-artiest. Hij is een begenadigd fingerstyle gitarist, en zijn stijl past uitstekend bij de ritmische aanslagtechniek van Johnston. De uiteindelijke bandnaam wordt bedacht door een huisgenoot van Johnston; het is hem opgevallen dat de jongens gek zijn op doobies (de Californische benaming voor joint, stickie) en bovendien vindt hij het veel beter klinken dan Pud.
De Doobie Brothers schaven hun speeltechniek bij door veelvuldig op te treden in Noord-Californië in 1970. Vooral bij de lokale afdelingen van de Hells Angels vergaart de band grote populariteit en krijgt op die manier een residentie in het Chateau Liberte, ook een favoriete locatie van de Hells Angels. Een van deze energieke optredens (in 1980 uitgebracht als de bootleg Introducing The Doobie Brothers) bezorgt de band een platencontract bij Warner Bros.
In deze periode is het imago van de band nog gelijk aan dat van hun grootste fans; leren jacks en motoren. Het in april 1971 uitgebrachte debuutalbum (geproduceerd door Ted Templeman) brengt daar echter verandering in: het bevat duidelijke country-invloeden en legt vooral de nadruk op akoestische gitaren. De eerste single, Nobody, wordt geen hit (net als het album) maar is vandaag de dag nog regelmatig te horen bij liveoptredens.
Tijdens de bijbehorende tournee wordt de bezetting uitgebreid met percussionist/tweede drummer en oud-marinier Michael Hossack. Als de Doobie Brothers daarna de studio ingaan om hun tweede album op te nemen krijgt Shogren ruzie met Templeman en houdt hij het voor gezien. Tiran Porter, met wie Simmons in Scratch heeft gespeeld, wordt de nieuwe bassist; zijn stijl is funkier en zijn baritonstem is een aanvulling op de samenzang van Johnston en Simmons.
In augustus 1972 verschijnt de single Listen To The Music die op 2 september de 11e plaats in de Billboard top 100 haalt. Het is de voorbode van het tweede album Toulouse Street dat in oktober wordt uitgebracht. Samen met Templeman, manager Bruce Cohn en geluidsman Don Landee (maar ook met hulp van Little Feat-pianist Bill Payne) is de band erin geslaagd om een gepolijste smeltkroes van R&B, country, bluegrass, heavy metal en rock-'n-roll neer te zetten, en dankzij een verblijf van 119 weken wordt het album niet alleen goud maar ook platina. Eind 1972 wordt Jesus Is Just Alright de tweede single; met een 35e plaats doet het een stuk beter dan de Byrds-versie die in februari 1970 niet verder kwam dan nr. 97.
In april 1973 scoren de Doobies hun eerste top 10-hit met Long Train Running, de voorbode van het in juni te verschijnen album The Captain & Me; het haalt de zevende plaats en de tweede single China Grove wordt in augustus een nr. 15-notering. Andere nummers op Captain zijn Simmons' country-pastiche South City Midnight Lady en het stevig rockende Without You dat door de hele band is geschreven. Bij liveoptredens wil laatstgenoemd nummer nog weleens uitlopen in een vijftien minuten durende jam met geïmproviseerde teksten van Johnston, zoals te horen in de opnamen die zijn gemaakt voor de eerste aflevering van Rock Concert.
Ondertussen is Michael Hossack in september opgestapt om zijn eigen band (Bonaroo) op te richten; hij wordt vervangen door Keith Knudsen. In december 1973 wordt Tom Johnston gearresteerd wegens marihuana-bezit.
In 1974 verschijnt What Were Once Vices Are Now Habits; dit vierde album haalt toepasselijk de vierde plaats en bevat bijdragen van zowel Hossack als Knudsen en Steely Dan-gitarist Jeff 'Skunk' Baxter die bij enkele optredens meedoet als gastmuzikant. Als Steely Dan in juli met toeren stopt treedt Baxter in vaste dienst van de Doobies. De eerste single Another Park Another Sunday komt niet verder dan nr. 32 maar de B-kant, het door Simmons gezongen Black Water, wordt in december 1974 de eerste #1-hit en verkoopt meer dan twee miljoen exemplaren.
Tijdens de Vices & Habits-tournee krijgt de band regelmatig versterking van de Memphis Horns (ook in de studio); het schema echter zo zwaar dat Tom Johnston door oververmoeidheid verstek laat gaan voor een oudejaarsconcert met de Beach Boys, Chicago en Olivia Newton John. Dit is slechts een voorproefje van wat hem te wachten staat.
Begin 1975 komen de Doobie Brothers naar Nederland voor twee concerten in de Amsterdamse Jaap Edenhal (29 en 30 januari) en een bezoek aan de Toppop-studio (7 februari) om het dan drie jaar oude Listen To The Music te playbacken.
In het voorjaar verschijnt Stampede, de tweede nr. 4-notering en de vierde gouden plaat. Op dit western-getinte album waagt Johnston zich aan de Motown-cover Take Me In Your Arms en krijgt hij bijval van Ry Cooder in de countrysong Rainy Day Crossroad Blues. Simmons levert het atmosferische I Cheat The Hangman en Neal's Fandango, een eerbetoon aan Santa Cruz in het algemeen en Jack Kerouac en Neal Cassady in het bijzonder.
Take Me In Your Arms wordt de eerste single en haalt in mei de elfde plaats, maar vlak na de aftrap van de Stampede-tournee slaat het noodlot toe; Tom Johnston wordt in het ziekenhuis opgenomen met maagbloedingen. Over de oorzaak vertelt hij in 2004 aan het maandblad Aloha "Op de middelbare school (had ik) al last van dezelfde kwaal, maar het rock 'n roll bestaan heeft de boel wel gekatalyseerd. Niet slapen, slecht eten, altijd onderweg zijn, niet voor jezelf zorgen. Dat heeft me de das omgedaan".
The show must go on en op advies van Baxter wordt Michael McDonald (ook afkomstig uit Steely Dan) aangetrokken als invaller. De zwaarbebaarde pianist neemt een deel van Johnstons zangpartijen voor rekening waaronder Take Me In Your Arms; Porter, Knudsen en Simmons (die met Baxter de gitaarsolo's deelt) doen de rest.
"Mijn vertrouwen (in de band) was niet al te groot omdat ik alleen maar was ingehuurd om de (tournee) af te maken" vertelt Michael McDonald aan Aloha. Maar dat verandert als de Doobies de studio ingaan voor een nieuwe plaat en Johnston door zijn gezondheidsproblemen slechts een nummer (Turn It Loose) heeft kunnen bijdragen plus wat achtergrondzang op Simmons' Wheels of Fortune terwijl zijn afwezigheid wordt verwoord in Porters For Someone Special. McDonald stelt vier van zijn songs beschikbaar waarmee hij voor een koerswijziging zorgt en definitief tot de band toetreedt.
Het in april 1976 uitgebrachte Takin' It To The Streets wordt echter een groot succes en McDonald's soulstem groeit uit tot het nieuwe handelsmerk van de band. Nederland kan met deze nieuwe bezetting kennismaken op 24 augustus 1977.
Tom Johnston was begin 1976 even terug (o.a. bij het gefilmde concert in de Winterland, San Francisco) totdat hij door oververmoeidheid weer afhaakte. Voor de in 1977 te verschijnen opvolger (Livin' In A Fault Line) schrijft Johnston vier songs, maar vlak voor de release laat hij deze weer verwijderen vanwege de ondermaatse kwaliteit. Tom Johnston houdt het voor gezien en begint een solocarrière; met wisselend succes brengt hij twee albums uit op Warner, Everything You've Heard Is True (1979) en Still Feels Good (1981).
Fault Line gaat verder op de ingeslagen weg en bevat o.a. de Motown-cover Little Darling (I Need You), Echoes Of Love (was oorspronkelijk bedoeld voor Al Green) en You Belong To Me (later heropgenomen door medeauteur Carly Simon met hulp van de Doobies zelve). Het album wordt gepromoot met een gastrol in de comedyserie What's Happening en een concert in het muziekprogramma Soundstage-concer
Comments # 0